Leiderschapsstijlen; welke heb jij nodig?

Leiderschapsstijlen

Kiezen uit vier leiderschapsstijlen

Er is niet één bepaalde leiderschapsstijl die de juiste is. Immers, de juiste stijl is afhankelijk van de situatie; het taak ontwikkelingsniveau van de medewerker. Om de juiste te kiezen uit de leiderschapsstijlen zul je eerst het taak ontwikkelingsniveau van de medewerker moet bepalen. Je hebt daarbij de keuze uit vier ontwikkelingsniveaus: O1, O2, O3, O4.
Bij ieder van deze taak ontwikkelingniveaus is één van de leiderschapsstijlen de meest effectieve. In het onderstaande model worden de vier leiderschapsstijlen onderscheiden.

In dit geval staat ‘S’ voor stijl van leidinggeven. Het cijfer correspondeert met het overeenkomstige taak ontwikkelingsniveau van de medewerker. Met andere woorden: een medewerker O1 wordt aangestuurd met leidinggeven stijl S1.

situationeel-leidinggeven-488x316-5312657

Waaruit bestaan de leiderschapsstijlen?

In wezen bestaan de leiderschapsstijlen uit twee elementen: sturing en ondersteuning. Dit wil zeggen dat jij als leidinggevende zowel sturend gedrag als ook ondersteunend gedrag gebruikt om jouw medewerkers te beïnvloeden de doelen te realiseren.

Sturend gedrag

Je stuurt om jouw medewerker te helpen zijn competentie te ontwikkelen (de taakspecifieke kennis en vaardigheden en de ondersteunende vaardigheden).

Dit houdt in dat jij als leidinggevende:

Structureert;

  • Je definieert de taak/het doel, geeft voorbeelden hoe een goede taakuitvoering er uit ziet, geeft aan hoe de resultaten worden gevolgd.
  • Je vertelt wie, wat, wanneer en hoe iets moet gebeuren.
  • Jij bepaalt welke rol de medewerker heeft in het behalen van de doelen.

Organiseert, plant;

  • Jij plant het werk vooraf en organiseert het, je zorgt voor hulpmiddelen en je maakt actieplannen.
  • Je maakt een actieplan voor de medewerker voor het aanleren van nieuwe vaardigheden.
  • Je stelt tijdslimieten.

Leert, leidt op;

  • Je geeft prioriteiten aan bij de taken, je vertelt de medewerker wat belangrijk is.
  • Je doet voor of vertelt hoe een medewerker een bepaalde taak aan moet pakken.

Houdt toezicht;

  • Je verduidelijkt jouw eigen rol in het behalen van de doelen.
  • Je geeft aan waar op je controleert.
  • Je vertelt hoe besluiten worden genomen.

Evalueert;

  • Jij bepaalt hoe en hoe vaak het werk wordt gecontroleerd en geëvalueerd.
  • Je houdt toezicht op de prestaties.
  • Je bewaakt de voortgang.

Ondersteunend gedrag

Je ondersteunt om de medewerker te helpen zich te ontwikkelen op zijn betrokkenheid (motivatie en zelfvertrouwen).

Dit betekent dat jij als leidinggevende:

Actief luistert;

  • Je vertoont veel tweerichtingscommunicatie.
  • Je stelt vragen en luistert goed, je moedigt aan en steunt.
  • Je luistert naar de problemen van de medewerker, ook als ze geen verband houden met de functie of de taak.

Vraagt;

  • Om de medewerker te betrekken bij de besluitvorming vraag je om suggesties of input.
  • Om meer van de beweegredenen van de medewerker te weten stel je open vragen.

Legt uit;

  • Je legt achtergronden uit, waarom het zo is.
  • Je maakt de informatie van de organisatie toegankelijk.

Moedigt aan, complimenteert;

  • Je moedigt de medewerker aan om door te gaan, vol te houden.
  • Je moedigt de medewerker aan en je haalt obstakels weg om problemen op te lossen.
  • Je moedigt de medewerker aan om zelf problemen op te lossen.
  • Je moedigt teamwork en teamgeest aan.
  • Je stelt medewerker gerust.
  • Je geeft medewerker complimenten ter bevestiging of om waardering te uiten.

Jezelf kwetsbaar opstelt;

Je geeft informatie over jezelf, over jouw eigen ervaringen.

Kenmerken van de leiderschapsstijlen

Om effectief leiding te geven stem je jouw leiderschapsstijlen af op de behoefte van de medewerker, per taak. In iedere ontwikkelfase van de medewerker heeft hij verschillende behoeften: O1, O2, O3, O4. De vier leiderschapsstijlen herkennen we door hun specifieke kenmerken welke beantwoorden aan de behoeften van de vier O’s.

  • Kenmerken stijl S1 (leiden / autoritair leiderschap). Veel sturing. Weinig ondersteuning.
  • Kenmerken stijl S2 (begeleiden/ coachend leiderschap). Veel sturing. Veel ondersteuning.
  • Kenmerken stijl S3 (ondersteunen / ondersteunend leiderschap). Weinig sturing. Veel ondersteuning.
  • Kenmerken stijl S4 (delegeren / leidinggeven op afstand). Weinig sturing. Weinig ondersteuning.

Neem gerust contact met ons op voor een vrijblijvend gesprek over de mogelijkheden.