Delegeren

cursus delegeren

De kunst van goed delegeren

Delegeren is iets anders dan een taak bij een medewerker over de schutting gooien. In woordenboeken wordt de betekenis van het woord delegeren als volgt beschreven: “het toedelen van verantwoordelijkheden aan medewerkers, daarbij gebruik makend van aanwezige tijd, vaardigheden en potentieel van de medewerkers.”

Op de juiste manier delegeren levert een win-winsituatie op: wanneer je de geschikte medewerker één van jouw taken toebedeeld, wordt jouw werkdruk verlaagd én motiveer je tegelijkertijd de medewerker door zijn kwaliteiten te erkennen waardoor hij deze taak kan uitvoeren.

Jij hebt als leidinggevende resultaten te behalen, daarvoor heb je een team ter beschikking. Jij blijft voor alle werkzaamheden eindverantwoordelijk maar door de medewerkers actief deel te laten nemen aan het proces, gaan jouw te behalen resultaten ook meer voor hen leven. Eigenlijk is, op een goede manier delegeren, ook een vorm van motiveren.

Iedere medewerker bevindt zich in een bepaalde fase van vakbekwaamheid. Of je werkzaamheden uit handen kunt geven aan iemand bepaal je mede op basis van de fase van vakbekwaamheid waarin iemand zich bevindt. Meer hierover lees je op de pagina over situationeel leidinggeven. Door de kwaliteiten van medewerkers in te zetten door hen een taak te delegeren, ontwikkelen medewerkers zich. Daar schuilt het gevaar waar sommige leidinggevenden moeite mee hebben. Zij delegeren niet uit angst voor hun positie; zij worden niet graag ingehaald door een medewerker die aast op een leidinggevende positie. Vertrouwen is daarom een sleutelbegrip bij delegeren. Vertrouwen in de intenties, de vaardigheden en het lerend vermogen van de medewerker.

Praktijkoefening in delegeren

Uitleg oefening: vanuit het model situationeel leidinggeven.

1. Maak een uitgebreide lijst van alle taken die je deze week voorneemt te doen:
– Wat ook door een ander kan worden gedaan,
– Wat beter door een ander kan worden gedaan,
– Wat anderen ook moeten leren,
– Wat anderen leuk vinden om te doen.

2. Welke taak kun je aan iemand anders overdragen?
3. Is deze persoon zowel gemotiveerd en bekwaam om dit te doen?